De ene (hoog)begaafde leerling is de andere niet
Van eigenwijze kritische denkers tot dromerige creatieve geesten: begaafdheid ziet er bij elke leerling anders uit. De omgeving is van grote invloed om begaafdheid tot uiting te laten komen, kinderen kunnen zich afhankelijk van de omgeving anders profileren. Er is dan ook geen universele aanpak in de omgang met deze leerlingen en dat kan best een uitdaging zijn!
Hulp bij signalering en profilering
Er staat ons flink wat te doen om het onderwijs zo in te richten, dat ook deze kinderen kunnen uitblinken. Om een beeld te schetsen van de diversiteit worden de profielen van Betts en Neihart (2010) hieronder toegelicht. Deze zijn bedoeld om je te helpen begaafdheid te signaleren. Daarnaast wordt een aantal handvatten gedeeld waar je bij wijze van spreken morgen mee aan de slag kunt. Belangrijk is het besef dat de profielen geen vaste ‘hokjes’ zijn. De beschreven kenmerken zijn gebaseerd op gemiddelden. In de praktijk is elk kind natuurlijk verschillend en zullen de profielen dus nooit volledig aansluiten op één bepaald kind. Sommige kinderen zullen dus ook kenmerken van verschillende profielen laten zien.
De profielen van Betts en Neihart
De zelfsturende autonome leerlingen: intrinsiek gemotiveerd en zelfsturend. Ze hebben een groei-mindset en goede sociale vaardigheden. Hun leerhonger is groot, dat laten ze ook in de klas zien. Handvatten: Geef deze leerlingen net zoveel aandacht als anderen en blijf hen uitdagen met zelfstandige taken en projecten. Zorg voor wekelijkse begeleiding, bijvoorbeeld door een kort gesprekje te voeren over hun extra werk of planning. Dit kleine moment heeft veel invloed op hun ontwikkeling en motivatie, vaak meer dan je denkt.
De aangepaste, succesvolle leerlingen: leren snel, maar zijn extrinsiek gemotiveerd. Ze zijn perfectio- nistisch en zoeken veel bevestiging om fouten te vermijden. Ze willen graag voldoen aan verwachtingen van anderen en zijn gevoelig voor feedback. Handvatten: Maak stressmomenten bespreekbaar: leer hun dat fouten maken bij leren hoort. Bespreek bijvoorbeeld de leerkuil, het leren leren.
De onderduikende leerlingen: onzeker en (te) gehoorzaam. Deze leerlingen willen graag ‘erbij horen’; niet anders zijn dan de rest. Ze gaan uitdagingen uit de weg en presteren onder. Soms gaat dit gepaard met psychosomatische klachten, zoals hoofdpijn of buikpijn, doordat ze zich continu aanpassen. Handvatten: Houd deze leerlingen in de gaten, ze vallen meestal niet op. Zorg voor een veilige omgeving met zowel autonomie als vertrouwen. Stel ze geïnteresseerde vragen tijdens informele momentjes (bijvoorbeeld tijdens de wandeling naar gym). Bouw rustig een band op, check wekelijks even met ze in en forceer daarin niet.
De uitdagende, creatieve leerlingen: verveeld, gefrustreerd of storend gedrag. Ze hebben schommelingen in hun zelfvertrouwen, zijn kritisch en competitief. Ze nemen niet zomaar iets aan, zeker niet van de leerkracht. Ze moeten begrijpen waarom iets moet, het grotere plaatje, voordat ze het kunnen doen. Als iets in hun beleving niet zinvol is, kan dit uiteindelijk resulteren in onderpresteren. Handvatten: Leg uit waarom opdrachten nuttig zijn en stimuleer de creativiteit. Geef complimenten bij goed gedrag en ga de strijd niet aan. Werk samen met de leerling, niet tegen de leerling. Ze storen de klas niet expres, ze vervelen zich wel. Stel vragen zoals: ‘Hoe zou jij het op school willen?’. Vaak zitten ze zelf vol met goede ideeën, die ze graag met je delen als ze het gevoel hebben dat je ze serieus neemt.
De dubbelbijzondere leerlingen: deze leerlingen combineren kenmerken van begaafdheid met leer- en/of gedragsproblemen. Dit kan een ander label zijn, zoals ADHD of ASS, maar dat hoeft niet. Hierdoor worden hun begaafde talenten vaak niet herkend. Ze hebben een zwak zelfbeeld en weten niet altijd waar ze bij horen. Handvatten: Bied structuur en daag uit op de sterke gebieden, zelfs als er op andere vlakken hiaten zijn. Focus op één opdracht per keer en gebruik visuele ondersteuning. Verbaal komen opdrachten soms niet helder binnen. Zorg vooral dat de leerling zich gehoord en gezien voelt, zelfs al begrijp je elkaar niet helemaal.
De risicoleerlingen: defensief, soms boos, vaak ongemotiveerd. Deze leerlingen hebben de grootste kans op uitval in het onderwijs. Vaak veroorzaakt door een lange periode van aanpassen en niet gezien worden. Ze hebben een negatief zelfbeeld en zijn hierdoor of heel kritisch op anderen, of juist heel erg teruggetrokken en somber. Handvatten: Herstel het vertrouwen in kleine stapjes. Het belangrijkste is een verandering in mindset: geluk vooraan, leren daarna. Het kind moet eerst weer veiligheid voelen en goed in zijn vel zitten. Houd ook korte lijntjes met ouders. Je moet het écht samen doen. Soms is in dit stadium een schoolwisseling nodig om een nieuwe start voor de leerling mogelijk te maken.
Tips en trucs
Zet de inzichten uit dit artikel om in je eigen praktijk, kijk vooral wat werkt voor jouw groep of binnen jouw school. Op www.slo.nl vind je nog meer informatie over dit onderwerp. Heb je vragen of wil je sparren? Neem gerust contact op via onderwijskwaliteit@rvko.nl, zodat wij je in contact kunnen brengen met ons netwerk binnen de RVKO of iemand uit de werkgroep Begaafdheid.
Bronnenlijst- George T. Betts and Maureen Neihart (2010). Revised profiles of the gifted and talented.- Renzulli, J. S. (Ed.). (2004). Identification of students for gifted and talented programs. Corwin Press.