Samen stapje voor stapje op pad naar inclusie
Sofie Sergeant is bijzonder lector ‘Inclusie en Veerkracht in het Onderwijs’ binnen het lectoraat Jeugd in het Kenniscentrum Sociale Innovatie aan de Hogeschool Utrecht. Ze houdt zich vooral bezig met het vraagstuk en de implementatie van inclusief onderwijs. Afgelopen december nam Sofie de directieteams van de RVKO-scholen mee in een eerste verkenning van de route naar inclusiever onderwijs.
Samen met studenten, kinderen, ouders en onderwijsprofessionals wil Sofie inspireren en ondersteunen richting inclusiever onderwijs: scholen waar elk kind kan leren en waarbij ontmoeting en samenwerking centraal staan. ‘Ik wil benadrukken dat het echt een route is die je samen moet lopen, stapje voor stapje. Het is een ontwikkeling, je bent nooit helemaal klaar. Het kan moeilijk zijn, maar het is geen wedstrijd van ‘inclusief’, ‘inclusiever’, ‘inclusiefst’. En er is niet één perfecte oplossing, het is allemaal maatwerk.’
Opdracht vanuit de overheid
De overheid streeft ernaar dat in 2035 de meeste scholen de overgang naar inclusief onderwijs hebben gemaakt. Op de website van het ministerie van OCW is beschreven hoe een inclusieve leeromgeving er uit ziet: ‘Inclusief onderwijs is onderwijs waarbij alle kinderen en jongeren toegang hebben tot een inclusieve leeromgeving. Dichtbij huis, waar iedereen meetelt, meedoet en gelijkwaardig is. In deze omgeving ontwikkelen zij zich samen en leren zij samen. Hierdoor worden de kansen voor kinderen en jongeren vergroot. Inclusief onderwijs draagt bij aan een inclusievere samenleving.’
Paradigmaverschuiving
Sofie valt met de deur in huis: ‘Laten we er geen doekjes om winden: er wordt veel gevraagd van leerkrachten en het is momenteel best lastig in het onderwijs. Lerarentekort, bezuinigingen, transformatie op de pabo’s en veel kinderen met extra behoeften. En dan komt er zo’n opdracht vanuit het ministerie: best moeilijk dus. Maar ‘moeilijk’ betekent meestal ook datje met iets belangrijks bezig bent en dat is deze paradigmaverschuiving zeker. Het goede nieuws is dat je mét elkaar in kleine stapjes veel kunt bereiken. Het hoeft niet allemaal in één keer telukken, je kunt de tijd nemen.’
Omdenken van casus naar context
‘Inclusief onderwijs is op een andere leest geschoeid dan passend onderwijs. Passend onderwijs gaat uit van twee soorten kinderen: kinderen die gewoon meekunnen en kinderen waar ‘iets’ mee is. Inclusief onderwijs gaat uit van één groep diverse kinderen en een goede zorgstructuur op de reguliere school. En als er dan iets aan de hand is met een kind, ligt het nooit aan dat kind, maar aan de relatie, de context, ongelijke kansen of aan het feit dat ons onderwijssysteem niet is voorbereid op diversiteit. Ik hoor vaak specialisten spreken over ‘kinderen als casus’. Ik zou dat willen veranderen in ‘kinderen in hun context’. Hoe gaan wij leren van alle individuele aanpassingen om ons onderwijs voor te bereiden op diversiteit? Inclusief onderwijs gaat eigenlijk gewoon over heel goed onderwijs. Het is noodzakelijk te investeren in een stevige didactiek en pedagogiek en in een goede voorbereiding op verschillen.’
Hoe kunnen schoolteams de route naar inclusief onderwijs vormgeven?
Sofie: ‘Voorwaarde is dat je overtuigd bent van de noodzaak van inclusief onderwijs. Ik denk dat een eerste stap is om elkaar goed te leren kennen en te weten hoe je collega’s denken over zaken zoals gedragsproblemen. Als je in kaart hebt gebracht wat je team als ‘moeilijk’ ervaart, ga je vervolgens kijken hoe je elkaar kunt helpen en kunt samenwerken in de voorbereiding. Je zult als school ook een eigen pedagogische visie moeten ontwikkelen op inclusief onderwijs. De RVKO kan daarbij handvatten aanbieden die per school worden ingevuld.’
Hoe werk je echt samen?
‘Samenwerking begint met durven zeggen dat je iets niet weet, dat je een ander nodig hebt. Het gaat om oprechte interesse in elkaar en je kwetsbaar op durven stellen over je eigen ontwikkeling. Als één van de eerste stappen op weg naar inclusief onderwijs kun je kijken naar wat er al is en wie er nu al samenwerkt met wie. Ook vaststellen dat iets (nog)niet lukt of elkaar durven aanspreken horen daarbij. In het speciaal onderwijs is heel veel waardevolle expertise die kan worden ingezet op alle scholen. Mijnpleidooi: breng alle specialisten en hulpverleners de klas in, in plaats van het kind uit de klas te halen. Daarbij is elke leerkracht in wezen een antropoloog en een ‘educational designer’ die werkt in een team.’
Hoe ga je om met collega’s en ouders die niet geloven dat inclusief onderwijs een goede ontwikkeling is?
‘Je kunt beginnen door aan de voorkant duidelijk te maken waar je als school voor staat, richting collega’s én ouders. Daarom is een heldere visie op inclusief onderwijs ook zo belangrijk. Je zult als school dus je leerkrachten ook goede ondersteuningen professionalisering moeten aanbieden, want zoals eerder gezegd: in de kern gaat het om goed onderwijs. Daarom is het ook belangrijk om te weten wat de behoeften van de collega’s zijn. In de praktijk blijkt overigens dat scholen die nu al inclusief onderwijs bieden, geen lerarentekort kennen.’
Hoe kun je de vorderingen van je school inzichtelijk maken?
‘Het is belangrijk om alle successen, ook de allerkleinste, te markeren en te vieren. De Dialoogkaarten Inclusief Onderwijs of de inclusieladders van Sardes kunnen helpen bij het voeren van het gesprek, maar het blijven middelen en geen doel. Het gaat om de ontwikkeling en de inhoudelijke dialoog. Zo kun je als team zelf bekijken waar je staat en wat je volgende stap zou kunnen zijn.’
Derde ruimte
Jij pleit in je werk voor het creëren van een ‘derde ruimte’ binnen het onderwijs: een ruimte waarin verschillende vormen van kennis – professionele, wetenschappelijke én ervaringskennis – samenkomen en elkaar aanvullen. Kun je dat toelichten? Sofie: ‘In het streven naar inclusief onderwijs is deze derde ruimte essentieel. Het gaat niet over mijn of jouw ruimte, maar een nieuwe, derde ruimte. Het is geen fysieke plek, maar een fictieve relationele ruimte waar ruimte is voor verschil, dialoog en gezamenlijke betekenisgeving door alle betrokkenen, zonder voorrang. Hier kunnen leerlingen, ouders, leerkrachten, ondersteuners en ervaringsdeskundigen samenwerken als gelijkwaardige partners. Het biedt ruimte om dominante denkbeelden (zoals medisch denken of normatieve leerpaden) te bevragen, en alternatieven te ontwikkelen die recht doen aan diversiteit.
’‘De derde ruimte nodigt uit tot vertraging, tot het uithouden van onzekerheid, en tot het zoeken naar verbinding voorbij de vaste kaders van ‘speciaal’ of ‘regulier’. Zo wordt inclusief onderwijs niet alleen een doel, maar ook een gezamenlijk leerproces.’
Welke voorbeelden ken jij van kleine stapjes die echt succesvol zijn en wat is daarvan het geheim?
‘Een concreet voorbeeld is het gezamenlijk voorbereiden van lessen tijdens studiedagen. Wanneer leraren tijdens zo’n dag in gemengde teams – bijvoorbeeld reguliere leerkrachten, ondersteuners en zorgspecialisten – samenwerken aan het ontwerpen van lessen, ontstaat ruimte voor verschillende perspectieven. Door bijvoorbeeld samen een les te ontwerpen, kunnen vragen worden besproken zoals ‘Hoe zorgen we ervoor dat alle leerlingen zich aangesproken en uitgedaagd voelen?’, ‘Welke werkvormen bieden ruimte voor verschillende leerstijlen?’ en ‘Hoe bouwen we veiligheid in voor leerlingen die drempels ervaren?’‘ Door dit gezamenlijk te doen op studiedagen ontstaat er collectief eigenaarschap over inclusieve praktijken. Niet één expert is verantwoordelijk, maar het hele team draagt bij aan het vormgeven van onderwijs waar ieder kind bij hoort. Zo wordt een studiedag niet enkel een moment van overdracht, maar een praktijk van inclusieve pedagogiek: co-creatie, afstemming en het centraalstellen van diversiteit als waarde in het leerproces.’
Hoe kunnen we samenwerken in de keten onderwijszorg?
‘Inclusieve pedagogiek vertrekt vanuit het idee dat wat werkt voor één leerling vaak ook waardevol is voor anderen. Daarom is het belangrijk om te leren van individuele casussen en deze inzichten te vertalen naar bredere onderwijssituaties. Bij samenwerking tussen onderwijs en zorg is het zinvol elkaar niet enkel uit te nodigen voor casusbesprekingen, maar vooral te betrekken in de omdenk-oefening: hoe kan deze ene casus ons helpen om het hele systeem inclusiever te maken?’
Taal doet ertoe
Op welke manier kunnen we echt iets bieden aan kinderen die moeilijk verstaanbaar gedrag vertonen? Want we merken dat we daar geen antwoord op hebben en we denken dat met name deze kinderen ‘binnen boord houden’ gaat zorgen voor uitval of zelfs vertrek van collega’s.
Sofie: ‘Taal doet ertoe. Uitdrukkingen zoals ‘kinderen binnen boord houden’ geven al aan hoe we soms — onbedoeld — onderscheid maken. Zijn het niet alle kinderen die ‘onze kinderen’ zijn? Het is tijd om te erkennen dat onze onderwijssystemen niet alleen reageren op gedragsproblemen, maar ze soms ook zelf creëren, in stand houden of doen escaleren. Ik ben ervan overtuigd dat we een fundamentele transformatie nodig hebben: onderwijs dat niet langer standaardiseert, maar vertrekt van de bestaande diversiteit. Onderwijs dat werkelijk inclusief is.'
Tekst: Philip Reedijk